Vertaling Bijbel, Kanttekeningen SV, [], [42]De netten waren van [43]nettenwerk, de banden van ketenwerk voor de kapitelen, die op het hoofd der pilaren waren; [44]zeven waren voor het ene kapiteel, en zeven voor het andere kapiteel. 42. De zin is dat het opperste deel, of de kroon des kapiteels bestond uit een zeer kunstige samenvlechting van loof, bloemen en vruchtenwerk in zekere orden door bandjes aan elkander gans sierlijk gehecht. Vergelijk 2 Kron.3:16. 43. Of, van gevlochten, of van traliewerk. 44. Dit getal verstaan enigen van de orden des lofwerks en van de snoertjes, die dat werk verbonden en tezamen begrepen; anderen van de snoertjes of bandjes alleen.